ECLI:NL:HR:2013:789

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2013
Publicatiedatum
27 september 2013
Zaaknummer
13/02668
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating schuldsanering in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen

In deze zaak, die op 27 september 2013 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een verzoek tot cassatie van een man en een vrouw die beiden wonen te [woonplaats]. Het verzoek betreft de afwijzing van hun verzoek tot toelating tot de schuldsanering op basis van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere uitspraken van de rechtbank 's-Gravenhage en het gerechtshof Den Haag, die respectievelijk op 18 december 2012 en 21 mei 2013 hebben plaatsgevonden. De man en de vrouw hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat hen niet in hun verzoek heeft ontvangen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Deze uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van de WSNP en de voorwaarden waaronder verzoeken tot toelating tot schuldsanering kunnen worden afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door vice-president F.B. Bakels.

Uitspraak

27 september 2013
Eerste Kamer
nr. 13/02668
RM/GB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [de man],
2. [de vrouw],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. K. Bingöl.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 431634/FT-RK 12.2947 en 12.2946 van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 december 2012;
b. het arrest in de zaak 200.119.091/01 van het gerechtshof Den Haag van 21 mei 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben de man en de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op
27 september 2013.