In deze zaak gaat het om een faillissementsaanvraag van de vennootschap onder firma (VoF) Hofje van Noman V.O.F. en haar vennoten. De aanvraag werd ingediend zonder dat er een advocaat bekend was. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag, die beide een rol hebben gespeeld in het verloop van deze zaak. De rechtbank deed op 12 februari 2013 een beschikking en het gerechtshof deed op 26 maart 2013 een arrest, dat aan het arrest van de Hoge Raad is gehecht.
De v.o.f. en haar vennoten hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de v.o.f. werd vertegenwoordigd door mr. H.J.W. Alt en het Bedrijfspensioenfonds c.s. door hun advocaat en mr. E. Lutjens. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De klachten leiden niet tot cassatie, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft daarom het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.
Dit arrest is gewezen op 27 september 2013 door de raadsheren C.A. Streefkerk, C.E. Drion en G. de Groot, en is in het openbaar uitgesproken door vice-president F.B. Bakels.