Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats], Suriname,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
27 september 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de hoofdverblijfplaats van kinderen. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 8 augustus 2012 was gegeven. De vrouw, verweerder in cassatie, woonde in Suriname en was niet verschenen in de procedure. De advocaat van de man, mr. M. de Boorder, heeft het cassatierekest ingediend, waarin hij de klachten uiteenzet die volgens hem tot cassatie zouden moeten leiden. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft in zijn conclusie tot verwerping van het cassatieberoep geadviseerd, wat de advocaat van de man op 16 juli 2013 heeft becommentarieerd.
De Hoge Raad heeft de klachten van de man beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep van de man verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef.
Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en is openbaar uitgesproken door vice-president F.B. Bakels.