ECLI:NL:HR:2013:78

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2013
Publicatiedatum
9 juli 2013
Zaaknummer
12/05221
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag belasting personenauto’s en motorrijwielen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, opgelegd aan belanghebbende na aangifte op 23 juni 2010. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 29 juni 2010, waarna belanghebbende bezwaar maakte tegen het bedrag dat op aangifte was voldaan en tegen de naheffingsaanslag zelf. De Inspecteur verklaarde de bezwaren ongegrond, wat leidde tot een beroep bij de Rechtbank te Arnhem, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde.

Na de bevestiging door het Hof heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld, waarbij één middel werd aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in. De Hoge Raad beoordeelde het middel en concludeerde dat het faalde op de gronden die eerder waren vermeld in een arrest met nummer 12/00400, dat aan dit arrest was gehecht. De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand bleven. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 28 juni 2013 door de vice-president en de raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

28 juni 2013
nr. 12/05221
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] h.o.d.n. [A]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 30 oktober 2012, nr. 11/00669, betreffende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1.Het geding in feitelijke instanties

Belanghebbende heeft op 23 juni 2010 aangifte gedaan voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Aan belanghebbende is op 29 juni 2010 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen opgelegd. Belanghebbende heeft tegen het bedrag dat op aangifte is voldaan en tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Bij in één geschrift gevatte uitspraken heeft de Inspecteur de bezwaren ongegrond verklaard.
De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 10/4136) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ‘s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van het middel

Het middel faalt op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 12/00400 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, E.N. Punt, C.H.W.M. Sterk en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2013.