Uitspraak
[X] h.o.d.n. [A]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 30 oktober 2012, nr. 11/00669, betreffende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, opgelegd aan belanghebbende na aangifte op 23 juni 2010. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 29 juni 2010, waarna belanghebbende bezwaar maakte tegen het bedrag dat op aangifte was voldaan en tegen de naheffingsaanslag zelf. De Inspecteur verklaarde de bezwaren ongegrond, wat leidde tot een beroep bij de Rechtbank te Arnhem, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde.
Na de bevestiging door het Hof heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld, waarbij één middel werd aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in. De Hoge Raad beoordeelde het middel en concludeerde dat het faalde op de gronden die eerder waren vermeld in een arrest met nummer 12/00400, dat aan dit arrest was gehecht. De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand bleven. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 28 juni 2013 door de vice-president en de raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.