ECLI:NL:HR:2013:775

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2013
Publicatiedatum
24 september 2013
Zaaknummer
12/02970
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in cassatieprocedure

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte, geboren in 1952, in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak. De advocaat van de verdachte, mr. J. Kuijper, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Het vierde middel, dat stelt dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden door te late indiening van stukken door het Hof, is gegrond bevonden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Ondanks de overschrijding van de redelijke termijn, heeft de Hoge Raad besloten geen rechtsgevolgen aan deze constatering te verbinden, gezien de opgelegde werkstraf van veertig uren en de omstandigheden van de zaak.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarbij de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn als enige uitspraak is gedaan. Dit arrest is gewezen op 24 september 2013 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

24 september 2013
Strafkamer
nr. 12/02970
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 15 augustus 2011, nummer 20/002892-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad zal constateren dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden en het beroep voor het overige zal verwerpen.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het vierde middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Gelet op de aan de verdachte opgelegde werkstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 september 2013.