ECLI:NL:HR:2013:769

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2013
Publicatiedatum
24 september 2013
Zaaknummer
11/04068
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep na intrekking hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verdachte had eerder in hoger beroep, tijdens de zitting op 15 juni 2011, aangegeven het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam in te trekken. De advocaat-generaal had vervolgens geen belang gezien in de voortzetting van de zaak, en het hof had besloten dat er geen rechtens te beschermen belang was dat de behandeling van de zaak rechtvaardigde. De verdachte heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, maar de Hoge Raad oordeelde dat er uit het verhandelde op de terechtzittingen en de cassatieschriftuur geen in rechte te respecteren belang van de verdachte bleek. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn cassatieberoep. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en de beslissing werd op dezelfde dag uitgesproken.

Uitspraak

24 september 2013
Strafkamer
nr. 11/04068
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 juni 2011, nummer 23/003563-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.W. Limburg, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij M.M.G. Schuts heeft mr. F-N. Grooss, advocaat te 's-Gravenhage, schriftelijk commentaar gegeven op het beroep van de verdachte.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep
2.1.
Het bestreden arrest houdt - voor zover in cassatie van belang - het volgende in:
"Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 19 april, 7 en 10 september 2010 en 15 juni 2011.
(...)
Ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep
Ter terechtzitting in hoger beroep van 15 juni 2011 heeft de verdachte medegedeeld dat hij het ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 juni 2009 wenst in te trekken. De advocaat-generaal heeft te kennen gegeven dat hij - alles afwegende - geen belang ziet in de voortzetting van de zaak.
Het hof heeft bij het maken van de afweging of er belangen zijn die zich tegen het staken van de behandeling in hoger beroep verzetten met name de positie van de benadeelde partijen in acht genomen en voorts die van [slachtoffer], slachtoffer.
(...)
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met de voortgezette behandeling van de zaak, de verdachte niet ontvangen dient te worden in het door hem ingestelde hoger beroep."
2.2.
Noch uit het verhandelde op de terechtzittingen van het Hof noch uit hetgeen in de cassatieschriftuur namens de verdachte is aangevoerd kan blijken van enig in rechte te respecteren belang van de verdachte bij het onderhavige cassatieberoep.
2.3.
De verdachte kan daarom niet worden ontvangen in dit beroep.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op
24 september 2013.