Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
24 september 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verdachte had eerder in hoger beroep, tijdens de zitting op 15 juni 2011, aangegeven het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam in te trekken. De advocaat-generaal had vervolgens geen belang gezien in de voortzetting van de zaak, en het hof had besloten dat er geen rechtens te beschermen belang was dat de behandeling van de zaak rechtvaardigde. De verdachte heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, maar de Hoge Raad oordeelde dat er uit het verhandelde op de terechtzittingen en de cassatieschriftuur geen in rechte te respecteren belang van de verdachte bleek. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn cassatieberoep. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en de beslissing werd op dezelfde dag uitgesproken.