Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding
2.Het tweede geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 september 2013.
Hoge Raad
In deze zaak, die op 20 september 2013 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een cassatieberoep ingesteld door eisers, bestaande uit een natuurlijke persoon en AREB HOLDING B.V., tegen verweerders, een natuurlijke persoon en AMEG B.V. De zaak betreft een vervolg op een eerder arrest van de Hoge Raad van 23 april 2010, waarin de omvang van de rechtsstrijd na cassatie en verwijzing in arbitragezaken aan de orde is gesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten en de relevante processtukken, waaronder het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 april 2012.
Eisers hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, terwijl verweerders hebben geconcludeerd tot verwerping van dit beroep. De zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep op basis van artikel 81 lid 1 RO. De advocaat van eisers heeft gereageerd op deze conclusie.
De Hoge Raad heeft de klachten van eisers beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 RO, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerders zijn begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.