ECLI:NL:HR:2013:716

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 september 2013
Publicatiedatum
19 september 2013
Zaaknummer
12/04591
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onteigeningrecht en waarderingsmethoden in cassatie

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil over onteigening en de waarderingsmethoden die daarbij toegepast dienen te worden. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft cassatie ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 juli 2012. De rechtbank had eerder op 9 februari 2011 al een vonnis gewezen in deze zaak. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere vonnissen voor het verloop van het geding in feitelijke instantie.

De eiser heeft in cassatie geklaagd over de toepassing van de waarderingsmethoden, specifiek de vergelijkingsmethode en de top-downmethode, zoals vastgelegd in artikel 40d van de Onteigeningswet. De Gemeente Rotterdam, als verweerder in cassatie, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De waarnemend Advocaat-Generaal J.C. van Oven heeft eveneens geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de advocaat van de eiser heeft gereageerd.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

20 september 2013
Eerste Kamer
12/04591
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. W.P. Keulers,
t e g e n
DE GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelende te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.P. van den Berg.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaak 363054/HA ZA 10-2830 van de rechtbank Rotterdam van 9 februari 2011 en 18 juli 2012;
De vonnissen van de rechtbank zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van 18 juli 2012 van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal J.C. van Oven strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 12 juli 2013 op die conclusie gereageerd.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
20 september 2013.