ECLI:NL:HR:2013:710

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 september 2013
Publicatiedatum
17 september 2013
Zaaknummer
11/04324
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen en de toepassing van artikel 14c Sr

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, dat op 9 september 2011 was uitgesproken. De zaak betreft de tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde geldboetes, die waren opgelegd bij vonnis van 16 april 2008. De Hoge Raad oordeelt dat de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf niet kan worden gelast voor een strafbaar feit dat is gepleegd vóór de uitspraak waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd. In deze zaak was het bewezenverklaarde feit begaan op 12 september 2007, terwijl de voorwaardelijke straffen pas later waren opgelegd. Dit betekent dat het Hof niet de tenuitvoerlegging van die straffen had mogen gelasten. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de last tot tenuitvoerlegging van de geldboetes. De Hoge Raad heeft de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afgedaan en de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen voor wat betreft de tenuitvoerlegging van de geldboetes. De vordering tot tenuitvoerlegging van die straffen werd afgewezen, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.

Uitspraak

17 september 2013
Strafkamer
nr. 11/04324
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 9 september 2011, nummer 24/001700-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N. van der Laan, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 16 april 2008 voorwaardelijk opgelegde geldboetes, tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van die geldboetes, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het vierde middel

3.1.
Het middel richt zich tegen 's Hofs last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 16 april 2008 opgelegde voorwaardelijke geldboetes.
3.2.
Het Hof heeft de verdachte veroordeeld ter zake van een op 12 september 2007 begaan strafbaar feit.
3.3.
Het in de onderhavige zaak toegepaste art. 14c, eerste lid, (oud) Sr luidt, als volgt:
"Toepassing van artikel 14a geschiedt onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit."
3.4.
Mede gelet op de bewoordingen van art. 14c, eerste lid, (oud) Sr en de ratio van de algemene voorwaarde, moet worden aangenomen dat de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf niet kan worden gelast ter zake van een strafbaar feit waaraan de verdachte zich heeft schuldig gemaakt vóór de uitspraak waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd. In aanmerking genomen dat het bewezenverklaarde feit is begaan op 12 september 2007 en dat het vonnis waarbij de voorwaardelijke straffen waarvan de tenuitvoerlegging is gevorderd, zijn opgelegd, dateert van een latere datum, te weten 16 april 2008, had het Hof dus niet de tenuitvoerlegging van die straffen mogen gelasten.
3.5.
Het middel is gegrond. De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen zelf de zaak afdoen.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 16 april 2008 voorwaardelijk opgelegde geldboetes;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van die straffen;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op
17 september 2013.