ECLI:NL:HR:2013:707

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 september 2013
Publicatiedatum
17 september 2013
Zaaknummer
11/03019
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing over wettelijke rente in schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1984, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin een vordering tot schadevergoeding van een benadeelde partij was toegewezen. De advocaat van de verdachte, mr. J. Kuijper, had middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest waren gehecht. De Advocaat-Generaal G. Knigge concludeerde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden en stelde voor om de bestreden uitspraak te vernietigen, maar alleen voor het deel dat betrekking had op de wettelijke rente over de schadevergoeding.

De Hoge Raad beoordeelde de middelen van de verdachte en oordeelde dat deze niet tot cassatie konden leiden, met uitzondering van het vierde middel. Dit middel betrof de beslissing van het Hof om de schadevergoeding aan de benadeelde partij te vermeerderen met wettelijke rente. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had beslist dat de wettelijke rente vergoed moest worden, aangezien de benadeelde partij deze rente niet had gevorderd.

De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht voor de opgelegde werkstraf aan de verdachte. Uiteindelijk vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak, maar alleen voor het gedeelte dat betrekking had op de wettelijke rente, en verwierp het beroep voor het overige. Dit arrest benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de noodzaak voor de rechter om zich te houden aan de vorderingen die door partijen zijn gedaan.

Uitspraak

17 september 2013
Strafkamer
nr. 11/03019
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 juni 2011, nummer 23/003266-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot het constateren door de Hoge Raad dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden, tot vernietiging van het bestreden arrest, doch slechts voor zover het Hof heeft bepaald dat het toegewezen bedrag van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede, het derde, het vijfde en het zesde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het vierde middel

3.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft beslist dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente.
3.2.
Het Hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van de schade aan een televisie, longdrinkglazen en een ruit, toegewezen tot een bedrag van € 500,- en de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof heeft voorts beslist dat het toegewezen bedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening. Nu de stukken van het geding niet inhouden dat de benadeelde partij vergoeding van de wettelijke rente heeft gevorderd, heeft het Hof ten onrechte beslist dat die rente vergoed moet worden. Het middel klaagt daarover terecht.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

5.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover het Hof heeft beslist dat wettelijke rente vergoed moet worden over het toegewezen bedrag van de vordering van de benadeelde partij;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op
17 september 2013.