Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
10 september 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 september 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het beroep was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 8 februari 2011. De verdachte had geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn, zoals voorgeschreven in artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Advocaat-Generaal A.J. Machielse had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het beroep, wat de Hoge Raad heeft bevestigd. De Hoge Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding niet in acht was genomen, waardoor de verdachte niet kon worden ontvangen in het cassatieberoep. Dit arrest benadrukt het belang van het naleven van de wettelijke termijnen in het strafproces.