Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 6 november 2012, nr. 11/00732, betreffende een naheffingsaanslag in de accijns en een naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 6 november 2012 een naheffingsaanslag in de accijns en een naheffingsaanslag in de omzetbelasting heeft bevestigd. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd over de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 maart 2004. Na bezwaar zijn de aanslagen door de Inspecteur gehandhaafd, waarna de Rechtbank te Arnhem het beroep van belanghebbende gegrond verklaarde en de uitspraken van de Inspecteur vernietigde, maar de rechtsgevolgen in stand hield. De Rechtbank kende belanghebbende een schadevergoeding toe van € 4500. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank heeft bevestigd.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de bewijslevering in deze zaak zich niet uitstrekt tot boetes, waardoor de rechtsregel uit het Salduz-arrest niet van toepassing is. Het Hof had geoordeeld dat belanghebbende niet als verdachte was aangehouden door de opsporingsambtenaren van de FIOD, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot een andere conclusie zouden leiden. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 12 juli 2013, waarbij de vice-president en twee raadsheren de beslissing hebben genomen. De zaak betreft belangrijke juridische vragen over de toepassing van het Salduz-arrest in relatie tot belastingrecht en de bewijslevering in fiscale zaken.