2.2.1.Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 01/995641-07 onder 3 bewezenverklaard dat:
"zij op 20 februari 2006, te Deurne, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1], brigadier van politie en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (beiden) hoofdagent van politie, haar in het kader van de handhaving der orde ter gelegenheid van ambtsverrichtingen als bedoeld in artikel 124 van het Wetboek van Strafvordering wilden verwijderen en tot de afloop der ambtsverrichtingen in verzekering houden en haar daartoe hadden vastgegrepen, teneinde haar weg te voeren van die plaats van ambtsverrichtingen, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te trekken in een andere richting als waarin genoemde opsporingsambtenaren haar trachtten te brengen en door te schoppen tegen de benen van die opsporingsambtenaren."
2.2.2.Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"58. Het ambtsedige proces-verbaal van bevindingen, regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Regionale Milieurecherche, proces-verbaalnummer PL2219/06-021721, d.d. 1 maart 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie (pag. 616-619), voor zover inhoudende:
als bevindingen van verbalisant voornoemd:
Op 20 februari 2006 was ik belast met een integraal onderzoek verricht door ambtenaren van regiopolitie Brabant Zuid-Oost, de AID, de LID en de gemeente Deurne. Dit onderzoek vond plaats op de inrichting [a-straat 1] te Deurne met bijbehorende landbouwgronden. Ter plaatse werd onderzoek ingesteld naar vermeende handel in honden.
Lopende het onderzoek verscheen op het terrein onder meer [verdachte]. Ik waarschuwde haar het onderzoek niet te verstoren. Ik zag dat opsporingsambtenaren van de AID en LID bij verschillende aanwezige hondenhokken een onderzoek instelden. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat we van de honden af moesten blijven. Ik zei tegen [verdachte] dat ze de opsporingsambtenaren hun onderzoek ongestoord moesten laten verrichten. Ten gevolge van de gedane bevindingen werd besloten een twintigtal op het bedrijf aanwezige honden in beslag te nemen.
Ik zag dat [verdachte] terug was gekomen en dat zij in de directe nabijheid van de inbeslagnemende opsporingsambtenaren deze mensen uit begon te schelden en voor de voeten begon te lopen. Ik sprak haar hier op aan en ik zei haar hiermee te stoppen en de mensen hun werk te laten doen. Ik waarschuwde haar dat als ze zich hinderlijk bleef gedragen, ik haar zou laten verwijderen. Hierop ging ze op korte afstand verwijderd staan. Na een korte tijd zag ik dat ambtenaren een hondenhok in gingen. Ik zag dat [verdachte] naar het betreffende hok liep en de stekker van de verlichting van het hok uit het stopcontact trok.
Gelet op deze bevindingen heb ik haar bij haar arm vastgepakt en heb ik haar meegedeeld dat ze overgebracht zou worden naar het politiebureau te Asten en daar in verzekering werd gesteld voor de duur van het onderzoek. Zij was het hiermee niet eens en schreeuwde dat ze niet mee ging. Ik trachtte haar naar een dienstvoertuig te geleiden, doch ik voelde dat ze met kracht trok in een richting, tegengesteld aan die waarin ik haar wilde bewegen. Collega's van de politie hebben mij geholpen haar over te brengen naar een politiedienstvoertuig. Omdat ze slaande bewegingen in onze richting bleef maken, hebben wij haar geboeid. Ik zag en voelde dat het haar lukte om mij tegen mijn rechter onderbeen te schoppen.
59. Het ambtsedige proces-verbaal van bevindingen, regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Regionale Milieurecherche, proces-verbaalnummer PL2219/06-021721, d.d. 12 maart 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2], hoofdagent van politie (pag. 620-622), voor zover inhoudende:
als bevindingen van verbalisant voornoemd:
Op 20 februari 2006 was ik als politieambtenaar belast met de veiligheid tijdens een integraal onderzoek op de inrichting [a-straat 1] te Deurne. Lopende de tijd van het onderzoek verscheen op het terrein de mij bekende [verdachte]. Zij uitte haar ongenoegen omtrent het onderzoek. Op een gegeven moment zag ik dat brigadier [verbalisant 1] [verdachte] vastpakte en mij vroeg haar over te brengen naar het politiebureau te Asten om daar in verzekering te worden gesteld voor de duur van het onderzoek. Ik pakte haar vast. Zij was het hiermee niet eens en schreeuwde dat ze niet mee ging. lk trachtte haar naar een dienstvoertuig te geleiden, doch ik voelde dat ze met kracht trok in een richting, tegengesteld aan die waarin ik haar wilde bewegen. Collega's van de politie hebben mij geholpen haar over te brengen naar een politiedienstvoertuig. Omdat ze slaande bewegingen in onze richting bleef maken, hebben wij haar geboeid. Ik zag en voelde dat zij mij enkele malen met haar geschoeide voet tegen mijn rechter onderbeen schopte.
60. Het ambtsedige proces-verbaal van bevindingen, regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Regionale Milieurecherche, proces-verbaalnummer PL2219/06-021721, d.d. 11 maart 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3], hoofdagent van politie (pag. 623-625), voor zover inhoudende:
als bevindingen van verbalisant voornoemd:
Op 20 februari 2006 was ik als politieambtenaar belast met de veiligheid tijdens een integraal onderzoek op de inrichting [a-straat 1] te Deurne. Lopende de tijd van het onderzoek verscheen op het terrein de mij bekende [verdachte]. Zij uitte haar ongenoegen omtrent het onderzoek. Op een gegeven moment zag ik dat brigadier [verbalisant 1] [verdachte] vastpakte en mij vroeg haar over te brengen naar het politiebureau te Asten om daar in verzekering te worden gesteld voor de duur van het onderzoek. Ik pakte haar vast. Zij was het hiermee niet eens en schreeuwde dat ze niet mee ging. Ik trachtte haar naar een dienstvoertuig te geleiden, doch ik voelde dat ze met kracht trok in een richting, tegengesteld aan die waarin ik haar wilde bewegen. Collega's van de politie hebben mij geholpen haar over te brengen naar een politiedienstvoertuig. Omdat ze slaande bewegingen in onze richting bleef maken, hebben wij haar geboeid. Ik zag dat [verdachte] collega [verbalisant 2] met haar geschoeide rechtervoet enige malen tegen zijn benen trapte. Ik zag dat [verdachte] trok in een andere richting als de richting waar in wij haar wilden verplaatsen."
2.2.3.Het Hof heeft met betrekking tot dit feit voorts nog het volgende overwogen:
"De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat zij, verdachte, ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan wederspannigheid.
I.1 Het hof verwerpt het verweer van de verdediging en verwijst daartoe naar de processen-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 1] d.d. 1 maart 2006, [verbalisant 2] d.d. 12 maart 2006 en [verbalisant 3] d.d. 11 maart 2006 (p. 616-625). Hieruit is - kort en zakelijk weergegeven - het volgende gebleken.
I.2 Op 20 februari 2006 werd door verbalisanten voornoemd een onderzoek ingesteld in de inrichting [a-straat 1] te Deurne. Aanleiding tot dit onderzoek was onder andere het vermoeden dat in de inrichting honden werden gehouden en verhandeld. Tijdens dit onderzoek verscheen verdachte [verdachte] op de onderzoekslocatie en gedroeg zich, ondanks herhaalde waarschuwingen, hinderlijk ten opzichte van de controlerende opsporingsambtenaren die bezig waren met de inbeslagname van de in de inrichting aangetroffen honden. Verdachte werd hierop door verbalisant [verbalisant 1] op grond van artikel 124 van het Wetboek van Strafvordering in verzekering gesteld waarbij haar werd gezegd dat ze naar het politiebureau zou worden gebracht. Verdachte werd hierbij vastgepakt teneinde haar naar het dienstvoertuig te geleiden. Hierbij verzette verdachte zich door in een andere richting te trekken dan die waarin de politieambtenaren haar wilden bewegen. Tevens schopte verdachte hierbij met geschoeide voet tegen de benen van de politieambtenaren die haar begeleidden.
I.3 Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en juistheid van de door de drie verbalisanten op ambtseed opgemaakte processen-verbaal, zodat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid."