ECLI:NL:HR:2013:54

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
11/01663
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen vrijspraak van voorbereidingshandelingen voor moord en doodslag

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de verdachte was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van voorbereidingshandelingen voor moord en/of doodslag. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De raadsman van de verdachte, mr. B.P. de Boer, heeft het beroep tegengesproken, terwijl de Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De verdachte was beschuldigd van het voorbereiden van moord en/of doodslag in de periode van 25 maart 2008 tot en met 4 april 2008, waarbij hij verschillende wapens en voertuigen in zijn bezit had. Het Hof heeft geoordeeld dat, hoewel de verdachte deze voorwerpen opzettelijk voorhanden had, dit op zichzelf onvoldoende bewijs opleverde voor het opzet op het plegen van de misdrijven. Het Hof concludeerde dat er geen concrete informatie was over de plannen van de verdachte of de betrokkenheid van anderen, waardoor de vrijspraak gerechtvaardigd was.

De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk is. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep, waarmee de vrijspraak van de verdachte in stand blijft. Dit arrest is gewezen op 2 juli 2013 en onderstreept de grenzen van de toetsing in cassatie, waarbij de feitenrechter de vrijheid heeft om bewijs te waarderen en te selecteren.

Uitspraak

2 juli 2013
Strafkamer
nr. S 11/01663
SG/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 maart 2011, nummer 23/002593-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat kennelijk alleen is gericht tegen de vrijspraak van het in zaak C onder 1 tenlastegelegde - is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte, mr. B.P. de Boer, advocaat te Haarlem, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de door het Hof gegeven vrijspraak van het in zaak C onder 1 tenlastegelegde.
2.2.1.
Aan de verdachte is in zaak C onder 1 tenlastegelegd dat:
"hij in of omstreeks de periode van 25 maart 2008 tot en met 4 april 2008 te Deventer en/of Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf moord en/of doodslag, in elk geval een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld opzettelijk
- een AUDI A6 (gekentekend [AA-00-AA]) en/of
- een Peugeot 307 (gekentekend [BB-00-BB]) en/of
- een volautomatisch aanvalsgeweer, te weten een Kalashnikov model M70 AB2, kaliber 7.62 X 39 millimeter, voorzien van het nummer 287650 en /of
- een pistoolmitrailleur, merk Glock, model 17 C, kaliber 9X19 millimeter en/of
- (in de patroonhouder van de Kalashnikov) 26, althans een of meer patronen (kaliber 7.62 x 39 mm) en/of
- (in de patroonhouder van de Glock) 26, in elk geval een of meer patronen (kaliber 9 x 19 mm) en/of twee, althans een of meer (lege) patroonhouders in elk geval een of meer wapens van categorie II van de Wet Wapens en Munitie en/of
- een pet en/of
- twee (valse) kentekenplaten (met het kenteken [CC-00-CC]) en/of
- een jerrycan
bestemd tot het in vereniging begaan van een of meer van bovenomschreven misdrijven, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad."
2.2.2.
Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het in zaak C onder 1 tenlastegelegde. Het Hof heeft daartoe het volgende overwogen:
"Het openbaar ministerie heeft zich ten aanzien van feit 1 van zaak C op het volgende standpunt gesteld. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van moord dan wel doodslag, nu vastgesteld kan worden dat hij opzettelijk een Audi A6 met daarin twee (doorgeladen) volautomatische vuurwapens (te weten een Kalashnikov en een aangepaste Glock) voorzien van een groot aantal patronen, twee valse kentekenplaten en een pet voorhanden heeft gehad. Daarnaast heeft de verdachte daartoe opzettelijk een Peugeot 307 voorhanden gehad.
Gezien de omstandigheden dat voormelde voertuigen van diefstal afkomstig waren, van hun kentekenplaten waren ontdaan en geparkeerd stonden op de openbare weg (in Amsterdam-Buitenveldert), de twee vuurwapens alsook de twee valse kentekenplaten zich in de kofferbak van de Audi A6 bevonden en zowel die Audi A6 als die Peugeot 307 in brand zijn gestoken nadat de verdachte door de politie was aangehouden, kan dit op de gemiddelde rechtsgenoot geen andere indruk maken dan dat deze voorwerpen in hun gezamenlijkheid hebben gediend tot voorbereiding van liquidaties. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de omstandigheden voornoemd grote gelijkenis vertonen met eerdere liquidatiezaken en dat de verdachte geen redengevende verklaring heeft gegeven die afdoet aan die conclusie. Aldus het openbaar ministerie.
Het hof overweegt als volgt.
Een onderzoek van de politie naar mogelijke slachtoffers en opdrachtgevers (zoals blijkt uit een verklaring van [betrokkene 1] d.d. 5 oktober 2010 bij de rechter-commissaris) heeft niets opgeleverd en ook overigens is uit het onderzoek daaromtrent onvoldoende concrete informatie naar voren gekomen. Wat wel vaststaat is dat de verdachte de hiervoor genoemde voertuigen en daarin aangetroffen voorwerpen onder de vorenomschreven omstandigheden opzettelijk voorhanden heeft gehad, maar het hof acht dit op zichzelf onvoldoende om reeds daaruit het opzet van de verdachte op het plegen van voorbereidingshandelingen voor het begaan van het misdrijf moord dan wel doodslag of een ander bepaald misdrijf waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer staat af te leiden. Het enkele feit dat de omstandigheden rond het aantreffen van de Audi (grote) gelijkenis vertonen met omstandigheden rond eerdere liquidaties maakt dit niet anders. Hetzelfde geldt voor het feit dat in de onmiddellijke nabijheid een Mercedes Vito busje is aangetroffen dat in verband kon worden gebracht met [betrokkene 2] en waarin bivakmutsen werden aangetroffen. Zonder enige informatie omtrent de plannen van - wat het openbaar ministerie aanduidt als - 'de dadergroepering', of de intentie van de verdachte op dit punt blijft dit onvoldoende om een bewezenverklaring te kunnen dragen.
De verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken."
2.3.
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. In cassatie kan niet worden onderzocht of de feitenrechter die de verdachte op grond van zijn feitelijke waardering van het bewijsmateriaal heeft vrijgesproken, terecht tot dat oordeel is gekomen.
Ingeval de rechter die over de feiten oordeelt het tenlastegelegde bewezen acht, is het aan die rechter voorbehouden om, binnen de door de wet getrokken grenzen, van het beschikbare materiaal datgene tot bewijs te bezigen wat deze uit een oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht. Deze beslissing inzake die selectie en waardering, die - behoudens bijzondere gevallen - geen motivering behoeft, kan in cassatie niet met vrucht worden bestreden. Hetzelfde heeft te gelden in het tegenovergestelde geval dat de rechter op grond van de aan hem voorbehouden selectie en waardering van het bewijsmateriaal tot de slotsom komt dat vrijspraak moet volgen. Hieruit volgt dat het oordeel betreffende het al dan niet bewezen zijn van het tenlastegelegde, met de daartoe gegeven motivering, niet onbegrijpelijk genoemd zal kunnen worden op de grond dat het beschikbare bewijsmateriaal - al dan niet in verband met een andere uitleg van gegevens van feitelijke aard - een andere (bewijs)beslissing toelaat (vgl. HR 4 mei 2004, LJN AO5061, NJ 2004/480).
2.4.
Het Hof heeft geoordeeld dat het opzet van de verdachte op - kort gezegd - het voorbereiden van moord en/of doodslag niet bewezen kon worden. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, zodat het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2
juli 2013.