Uitspraak
1..Geding in cassatie
2..Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3. Beslissing
27 augustus 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, gedateerd 10 augustus 2012. De Hoge Raad heeft op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 12/04183. De verdachte, geboren in 1968, heeft zijn beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaat, mr. J. Boksem. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft in zijn conclusie het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard kan worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de verdachte onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, na het horen van de Procureur-Generaal, besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting, waarbij de Hoge Raad de beslissing heeft genomen dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is.