ECLI:NL:HR:2013:488

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
27 augustus 2013
Zaaknummer
12/02488 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot herziening van een strafrechtelijke veroordeling wegens nieuwe getuigenverklaringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De aanvrager, geboren in 1986, was eerder veroordeeld voor poging tot doodslag en had een gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd gekregen, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht, en berustte op nieuwe getuigenverklaringen die volgens de aanvrager het ernstige vermoeden wekten dat, indien deze verklaringen eerder bekend waren geweest, de uitkomst van de rechtszaak anders zou zijn geweest.

De Advocaat-Generaal A.J. Machielse concludeerde dat de aanvraag tot herziening moest worden afgewezen. Hij stelde dat de nieuwe getuigenverklaringen niet voldeden aan de eisen van artikel 457, eerste lid aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat er sprake moet zijn van een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat dit gegeven tot een andere uitkomst van de zaak zou hebben geleid.

De Hoge Raad oordeelde dat de argumenten in de aanvraag niet konden worden aangemerkt als een gegeven in de zin van de wet. De aanvraag tot herziening werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

27 augustus 2013
Strafkamer
nr. 12/02488 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 september 2010
,nummer 20/002696-09
,ingediend door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht
,namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft in hoger beroep – met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Maastricht van 17 juli 2009 – de aanvrager ter zake van "poging tot doodslag" veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

2.De aanvraag tot herziening

2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat de thans door de aanvrager overgelegde nieuwe getuigenverklaringen het ernstige vermoeden wekken dat wanneer de feitenrechter met de inhoud van die verklaringen bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot een vrijspraak, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot een toepassing van een minder zware strafbepaling.

3.De conclusie van de Advocaat-Generaal

De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag zal afwijzen.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot een toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie vermelde gronden kan het in de aanvraag aangevoerde niet worden aangemerkt als een gegeven als hiervoor bedoeld. De aanvraag is dus ongegrond en moet ingevolge art. 470 Sv worden afgewezen.

5.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 augustus 2013.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.