Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Rotterdam,
1.Het arrest in dit geding
2.Beslissing
9 augustus 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 augustus 2013 een herstelarrest uitgesproken met betrekking tot een eerder arrest van 26 april 2013. De zaak betreft een verzoek tot herstel van een kennelijke fout in het arrest van 26 april 2013, waarin de rol van de Gemeente en de Staat bij de garantieverlening door het Havenbedrijf Rotterdam N.V. (HbR) aan de orde was. Eiseres, Commerz Nederland N.V., had verzocht om een verbetering van de tekst van het arrest, specifiek in rov. 3.8.1, waarin de formulering over de civielrechtelijke bindendheid van de garantieverlening voor de Gemeente werd betwist. Commerz stelde dat de tekst diende te worden aangepast om te reflecteren dat de garantieverlening bindend was voor HbR, en niet voor de Gemeente.
De advocaat van HbR steunde dit verzoek, en de Procureur-Generaal had de gelegenheid om aanvullend te concluderen, maar heeft daarvan afgezien. De Hoge Raad concludeerde dat er inderdaad sprake was van een kennelijke fout die eenvoudig kon worden hersteld. In het herstelarrest werd de tekst van rov. 3.8.1 aangepast, zodat het nu correct weergeeft dat de garantieverlening civielrechtelijk bindend is voor HbR, en niet voor de Gemeente. De beslissing van de Hoge Raad om het arrest te verbeteren werd op de minuut van het oorspronkelijke arrest gesteld, waarmee de juridische duidelijkheid over de toerekening van de garantieverlening werd hersteld.