In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 augustus 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft de inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen over de maanden april en mei 2010. De belanghebbende had op 14 november 2012 een afschrift van de uitspraak van het Hof ontvangen, maar het beroepschrift in cassatie werd pas op 18 januari 2013 ingediend, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. De Hoge Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, noch binnen de termijn van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of artikel 6:9, lid 2, Awb. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 7 maart 2013 in de gelegenheid gesteld om te reageren op de overschrijding van de beroepstermijn, maar de belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.