ECLI:NL:HR:2013:44

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
12/02448
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel tot voldoening verbeurde dwangsommen en formele rechtskracht in het Unierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen ALL ROUND SHIPPING (hierna: ARS) en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. ARS had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof, dat betrekking had op een verzet tegen een dwangbevel tot voldoening van verbeurde dwangsommen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank ’s-Gravenhage en een arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van ARS verworpen en ARS veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, en het arrest is gewezen door de vice-president en de overige raadsheren.

Uitspraak

28 juni 2013
Eerste Kamer
nr. 12/02448
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres], handelend onder de naam ALL ROUND SHIPPING,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Infrastructuur en Milieu),
zetelende te ’s-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als ARS en de Staat.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
de vonnissen in de zaak 242757/HA ZA 05-1579, 244778/HA ZA 05-1921, 305886/HA ZA 08-709 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 oktober 2007, 11 juni 2008 en 28 januari 2009;
het arrest in de zaak 200.037.420/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 31 januari 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft ARS beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor de Staat toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van ARS heeft bij brief van 8 mei 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt ARS in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, M.A. Loth en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
28 juni 2013.