ECLI:NL:HR:2013:43

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
12/02005
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over financieringsvoorbehoud en boetebeding bij koopwoning

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arrest van het gerechtshof van 27 december 2011. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H.M. van den Steenhoven, had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, terwijl de verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J.W. Alt, voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep had ingesteld. De zaak betreft een geschil over de koop van een woning, waarbij een financieringsvoorbehoud en een boetebeding aan de orde zijn. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de eiser zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor faalt het principale beroep van de eiser, en komt het voorwaardelijk incidentele beroep van de verweerster niet aan de orde. De Hoge Raad heeft de eiser bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 4.689,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat.

Uitspraak

28 juni 2013
Eerste Kamer
nr. 12/02005
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. A.H.M. van den Steenhoven,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
de vonnissen in de zaak 302028/HA ZA 08-117 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 maart 2008 en 17 december 2008;
de arresten in de zaak HD 200.042.674/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 6 oktober 2009, 17 mei 2011 en 27 december 2011.
Het arrest van 27 december 2011 van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van 27 december 2011 van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 2.489,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
28 juni 2013.