ECLI:NL:HR:2013:37

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
12/00171
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest over onvoorziene omstandigheden in verbintenissenrecht en procesrecht met betrekking tot de nakoming van een overeenkomst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen 4-Ward Software Holding B.V. en Synobsys Holding B.V. De zaak betreft een vordering tot nakoming van een overeenkomst die op 30 juni 2002 was gesloten tussen 4-Ward Holding en de aandeelhouders van Synobsys. De overeenkomst hield in dat 4-Ward Holding alle aandelen in 4-Ward Software zou overdragen aan Synobsys Holding, in ruil voor 45% van de aandelen in Synobsys Holding. De juridische fusie tussen 4-Ward Software en Synobsys Nederland, die onderdeel van de overeenkomst was, is echter nooit doorgegaan. In de jaren die volgden, hebben beide partijen zich als zelfstandige ondernemingen verder ontwikkeld, wat leidde tot een geschil over de nakoming van de overeenkomst.

De rechtbank heeft in eerste aanleg de vordering van 4-Ward tot nakoming afgewezen en de vordering van Synobsys tot ontbinding van de overeenkomst toegewezen, op basis van veranderde omstandigheden. In hoger beroep heeft het hof de grief van 4-Ward gegrond verklaard, maar oordeelde dat er wel sprake was van onvoorziene omstandigheden die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigden. 4-Ward heeft vervolgens cassatie ingesteld, waarbij de Hoge Raad de arresten van het hof heeft vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat de gewijzigde opstelling van 4-Ward als onvoorziene omstandigheid kon worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak voor rechters om terughoudendheid te betrachten bij de aanvaarding van een beroep op onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW. De beslissing heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op de nakoming van overeenkomsten en de beoordeling van veranderde omstandigheden.

Uitspraak

28 juni 2013
Eerste Kamer
nr. 12/00171
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. 4-WARD SOFTWARE HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. 4-WARD SOFTWARE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: aanvankelijk mr. P.A. Ruig, thans mr. E.D. van Geuns,
t e g e n
1. SYNOBSYS HOLDING B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
2. [verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. DUTCH ANGLO CANADIAN OVERSEAS TRADING COMPANY “T.O.L.” B.V.,
gevestigd te Wassenaar,
4. EAGLE EYE HOLDING B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
5. [verweerster 5],
gevestigd te [vestigingsplaats],
6. [verweerster 6]
gevestigd te [vestigingsplaats],
7. [verweerster 7],
gevestigd te [vestigingsplaats],
8. [verweerster 8],
gevestigd te [vestigingsplaats],
9. SYNOBSYS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg.
Eiseressen tot cassatie zullen hierna ook worden aangeduid als 4-Ward Holding en 4-Ward Software en tezamen als 4-Ward. Verweersters in cassatie zullen hierna ook worden aangeduid als Synobsys Holding, verweersters 2 tot en met 8 als de aandeelhouders, verweerster onder 9 als Synobsys Nederland en alle tezamen als Synobsys.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
de vonnissen in de zaak 212362/HA ZA 04-702 van de rechtbank Rotterdam van 15 februari 2006 en 20 juni 2007;
de arresten in de zaak 105.006.988/01 (rolnummer oud: 07/1123) van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 12 januari 2010, 9 februari 2010, 2 november 2010, 12 april 2011 en 20 september 2011.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft 4-Ward beroep in cassatie ingesteld. Synobsys heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor Synobsys toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt in het principaal cassatieberoep tot vernietiging en verwijzing en in het incidenteel cassatieberoep tot verwerping.

3.Uitgangspunten in cassatie

3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
( i) 4-Ward Holding is aandeelhouder en bestuurder van 4-Ward Software. 4-Ward Software is een IT-bedrijf dat zich bezighoudt met detachering van IT-specialisten. [betrokkene 1] is bestuurder van 4-Ward Holding en directeur van 4-Ward Software.
(ii) Synobsys Nederland is ook een bedrijf dat zich bezighoudt met detachering van IT-specialisten. Synobsys Holding houdt alle aandelen in Synobsys Nederland. De aandeelhouders zijn gezamenlijk voor 100% aandeelhouder van Synobsys Holding. [betrokkene 2] is bestuurder van Synobsys Holding en van Synobsys Nederland.
(iii) Op 30 juni 2002 hebben 4-Ward Holding en de aandeelhouders een overeenkomst gesloten, waarin onder meer is afgesproken dat 4-Ward Holding alle aandelen in 4-Ward Software overdraagt aan Synobsys Holding. 4-Ward Holding zou als tegenprestatie 45% van de aandelen in Synobsys Holding verkrijgen door middel van de uitgifte van aandelen. De twee nieuwe dochtervennootschappen van Synobsys Holding, Synobsys Nederland en 4-Ward Software, zouden vervolgens juridisch fuseren, waarbij Synobsys Nederland de verkrijgende vennootschap zou worden.
(iv) In december 2002 is in de aandeelhoudersvergadering van Synobsys Nederland besloten de juridische fusie uit te stellen.
( v) In mei 2003 heeft [betrokkene 2] bekend gemaakt dat hij een juridische fusie van Synobsys Nederland en 4-Ward Software niet meer wenselijk acht, maar dat Synobsys Nederland meer baat zou hebben bij ontbinding van 4-Ward Software nadat Synobsys Holding van die vennootschap aandeelhouder zou zijn geworden.
(vi) In juni 2003 is in de aandeelhoudersvergadering van Synobsys Holding besloten om over te gaan tot liquidatie van 4-Ward Software, onder de voorwaarde dat met [betrokkene 1] overeenstemming zou worden bereikt.
(vii) In de aandeelhoudersvergadering van Synobsys Holding van 27 augustus 2003 is de samenwerking tussen Synobsys Nederland en 4-Ward Software door [betrokkene 2] met onmiddellijke ingang beëindigd.
3.2.1
In dit geding heeft 4-Ward in eerste aanleg, voor zover in cassatie van belang, na wijziging van eis gevorderd Synobsys te veroordelen om de hiervoor in 3.1 onder (iii) genoemde overeenkomst van 30 juni 2002 na te komen wat betreft de levering van de aandelen in Synobsys Holding aan 4-Ward Holding tegen inbreng door 4-Ward Holding van de door haar gehouden aandelen in 4-Ward Software. Synobsys vorderde in reconventie ontbinding van de overeenkomst. Zij heeft daaraan kort gezegd ten grondslag gelegd dat 4-Ward haar niet kon houden aan de overeenkomst omdat tussen partijen al eerder overeenstemming bestond over uitstel dan wel afstel van de overeenkomst, en omdat de meerwaarde van een fusie tussen Synobsys Nederland en 4-Ward Software niet meer bestond. De rechtbank heeft de vordering in reconventie toegewezen op de grond dat sprake was van veranderde omstandigheden die van dien aard waren dat verdere nakoming van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet meer verlangd kon worden. De rechtbank overwoog daartoe in rov. 2.4 van haar eindvonnis dat sinds partijen feitelijk uit elkaar waren gegaan, een periode van ruim drie jaar was verstreken waarin zowel 4-Ward als Synobsys zich als zelfstandige ondernemingen verder hadden ontwikkeld.
3.2.2
In hoger beroep is 4-Ward met haar eerste grief opgekomen tegen dit oordeel van de rechtbank. Het hof achtte in rov. 4.5 van zijn tussenarrest van 12 januari 2010 de grief in die zin gegrond dat uit de door de rechtbank genoemde argumenten niet kan worden afgeleid dat sprake is van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in art. 6:258 BW. Het hof overwoog vervolgens:
“4.6 Naar het oordeel van het hof is er wel een ander, door Synobsys gesteld (memorie van antwoord, alinea 35-36), argument waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in art. 6:258 BW. De overeenkomst is namelijk aangegaan met het oog op een fusie tussen 4-Ward Software en Synobsys Nederland. Het feit dat Synobsys haar verplichtingen niet nakwam en dat 4-Ward Software en Synobsys zich als zelfstandige ondernemingen verder hebben ontwikkeld, staat aan effectuering van een fusie niet in de weg. Echter, nadat 4-Ward aanvankelijk in eerste aanleg effectuering van de fusie had gevorderd, heeft zij deze vordering bij op 26 oktober 2005 genomen akte laten varen. Kennelijk is ook 4-Ward evenals Synobsys vanaf dat moment van mening dat een fusie tussen beide ondernemingen niet meer in de rede ligt. Nu de overeenkomst is aangegaan met het oog op een fusie, vormt dit feit naar het oordeel van het hof een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in art. 6:258 BW welke van dien aard is dat de overeenkomst behoort te worden ontbonden. (…)”
4. Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.1
Onderdeel 1 betoogt, kort gezegd, dat het hof heeft miskend dat de rechter terughoudendheid moet betrachten ten aanzien van de aanvaarding van een beroep op onvoorziene omstandigheden in de zin van art. 6:258 BW. Onderdeel 2 klaagt over onbegrijpelijkheid van het oordeel van het hof dat uit de wijziging van eis van 26 oktober 2005 kan worden afgeleid dat ook 4-Ward kennelijk vanaf dat moment van mening was dat de fusie niet meer in de rede lag. Volgens onderdeel 3 is het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden door te overwegen dat Synobsys zich op de akte van 26 oktober 2005 heeft beroepen.
4.2.1
Bij de beoordeling van deze onderdelen wordt het volgende vooropgesteld.
In haar inleidende dagvaarding heeft 4-Ward, voor zover thans van belang, nakoming gevorderd van de overeenkomst van 30 juni 2002 wat betreft de levering van de aandelen. Voorts vorderde zij effectuering van de voorgenomen fusie. Haar akte van 26 oktober 2005 houdt onder meer in:
“Bij gelegenheid van pleidooi op 27 juni 2005 gaf de rechtbank met zoveel woorden als haar voorlopig oordeel dat de overeenkomst van 30 juni 2002 tussen partijen nog bestond en nagekomen zou moeten worden, terwijl 4-Ward Software Holding BV en 4-Ward Software BV het op dit moment niet in hun belang achten de vordering met betrekking tot de levering van aandelen en de overeengekomen fusie te blijven koppelen en derhalve hun eis wensen te wijzigen.”
4.2.2
Hetgeen 4-Ward in haar akte van 26 oktober 2005 heeft gesteld, laat geen andere uitleg toe dan dat zij op dat moment haar vordering tot levering van de aandelen wilde loskoppelen van haar vordering tot effectuering van de fusie en dat zij derhalve op dat moment in de procedure niet langer vorderde dat de fusie zou worden uitgevoerd. Het oordeel van het hof dat 4-Ward kennelijk van mening was dat een fusie niet meer in de rede lag, vindt geen grondslag in de akte noch in de andere stukken van het geding en is zonder nadere motivering onbegrijpelijk. Onderdeel 2 treft dus doel. Daarom slaagt ook onderdeel 1 voor zover dit betoogt dat het hof de in rov. 4.6 genoemde gewijzigde opstelling van 4-Ward heeft aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid in de zin van art. 6:258 BW.
4.2.3
Ook onderdeel 3 is gegrond. Het hof heeft in rov. 4.6 van zijn voormelde tussenarrest overwogen dat Synobsys bij memorie van antwoord onder 35-36 een argument heeft aangevoerd – het niet doorgaan van de fusie - waaruit kan worden afgeleid dat sprake is van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in art. 6:258 BW. Uit de stukken van het geding blijkt echter niet dat Synobsys zich heeft beroepen op het niet doorgaan van de fusie ter ondersteuning van haar beroep op art. 6:258 BW. Het hof heeft derhalve aan zijn beslissing een stelling ten grondslag gelegd die niet door Synobsys is aangevoerd.
4.3
De overige onderdelen behoeven geen behandeling.

5.Beoordeling van de middelen in het incidentele beroep

5.1
De in het eerste middel aangevoerde klacht kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klacht niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5.2
Het tweede middel is aangevoerd onder de voorwaarde dat het principale beroep faalt en kan derhalve buiten behandeling blijven.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
vernietigt de arresten van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 12 januari 2010, 9 februari 2010, 2 november 2010, 12 april 2011 en 20 september 2011;
verwijst het geding naar het gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Synobsys in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van 4-Ward begroot op € 6.051,49 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Synobsys in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van 4-Ward begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorziter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
28 juni 2013.