ECLI:NL:HR:2013:2139

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
20 december 2013
Zaaknummer
13/02201
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en waardering van latente belastingvordering

In deze zaak, die op 20 december 2013 door de Hoge Raad is behandeld, betreft het een verzoek tot cassatie van de vrouw tegen de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 januari 2013. De zaak draait om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waarbij de waardering van een latente belastingvordering op een aan de man toebedeeld pand centraal staat. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.J. van Dorp, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beslissing van het hof, dat eerder op 30 januari 2013 had geoordeeld over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De man, vertegenwoordigd door de advocaten mr. P.S. Kamminga en mr. T. Welschen, heeft verzocht het cassatieberoep te verwerpen.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank en het gerechtshof, die relevant zijn voor het verloop van het geding. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van de vrouw heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. Volgens artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vrouw verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, en de beslissing is genomen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. de Groot en M.V. Polak.

Uitspraak

20 december 2013
Eerste Kamer
nr. 13/02201
EE/GB
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. B.J. van Dorp,
t e g e n
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaten: mr. P.S. Kamminga en mr. T. Welschen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 331309/FA RK 09-1416 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 11 november 2009 en 12 mei 2011;
b. de beschikkingen in de zaak 200.092.179/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 11 januari 2012 en 30 januari 2013.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van 30 januari 2013 van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 29 november 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
20 december 2013.