Uitspraak
wonende te [woonplaats],
zetelende te ’s-Gravenhage,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vaststelling van het Nederlanderschap van de verzoeker. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.T.B. Salomons, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 december 2012. De rechtbank had eerder geoordeeld over een naturalisatiebesluit dat was genomen op basis van valse of onjuiste gegevens. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. van Asperen, verzocht het beroep te verwerpen.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de beschikking van de rechtbank en stelt vast dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Advocaat-Generaal P. Vlas had in zijn conclusie ook tot verwerping van het beroep geadviseerd, met toepassing van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verzoeker, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juistheid van de gegevens waarop een naturalisatiebesluit is gebaseerd en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid.