ECLI:NL:HR:2013:2093

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
13/05109
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 20 december 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest van 12 juli 2013, dat betrekking had op een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en een boetebeschikking voor het jaar 2006. De belanghebbende had verzocht om herziening van het arrest, maar de Hoge Raad oordeelde dat het verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigde. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden bevatte die onder artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening onderzocht. Het verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet voldeed aan de vereisten die gesteld zijn voor herziening. De Hoge Raad heeft daarbij artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie in acht genomen en de Procureur-Generaal gehoord. De beslissing werd openbaar uitgesproken, waarbij de raadsheer C. Schaap als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, en de waarnemend griffier F. Treuren aanwezig was.

De uitspraak benadrukt het belang van de vereisten voor herziening en de strikte toepassing van de wet in dergelijke procedures. De Hoge Raad heeft hiermee een duidelijke lijn getrokken over de ontvankelijkheid van verzoeken tot herziening, wat van belang is voor toekomstige zaken waarin vergelijkbare verzoeken worden ingediend.

Uitspraak

20 december 2013
Nr. 13/05109
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 12 juli 2013, nr. 12/04320, ECLI:NL:HR:2013:35, betreffende een aan belanghebbende over het jaar 2006 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat het klaarblijkelijk niet tot herziening van voormeld arrest en derhalve niet tot cassatie kan leiden, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, lid 1, van de Awb behelst.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013.