ECLI:NL:HR:2013:2060

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
13/02164
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake onroerendezaakbelastingen

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag (hierna: het College) beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 13 maart 2013. Deze uitspraak betrof hoger beroepen van belanghebbende, Stichting [X], en de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, met betrekking tot een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen. Het College heeft een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof, waarop belanghebbende heeft gereageerd met een verweerschrift en incidenteel beroep in cassatie heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft de klachten van het College beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Evenzo zijn de klachten in het incidentele beroep door de Hoge Raad beoordeeld en afgewezen op dezelfde gronden.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad bepaald dat het College veroordeeld wordt in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1888. Voor het incidentele cassatieberoep zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad heeft beide beroepen in cassatie ongegrond verklaard en een griffierecht van € 478 opgelegd aan het College.

Uitspraak

20 december 2013
Nr. 13/02164
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haagte
Den Haag(hierna: het College) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 13 maart 2013, nrs. BK-11/00926, 11/00927, 11/00931 en 11/00932, op de hoger beroepen van
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) en de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, betreffende een ten aanzien van belanghebbende genomen beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen.

1.Geding in cassatie

Het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Zij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten voorgesteld.
Het College heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
Het College heeft het incidenteel beroep beantwoord.

2.Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van de in het incidentele beroep voorgestelde middelen

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

Wat betreft het principale cassatieberoep zal het College worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
Wat betreft het incidentele cassatieberoep acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond,
veroordeelt het College in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1888.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013.
Van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag wordt een griffierecht geheven van € 478.