In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om een geschil tussen DIRECT VERENIGDE BEDRIJVEN B.V. (DVB) en DE RAADSLIJN NEDERLAND B.V. over de totstandkoming van een samenwerkingsovereenkomst. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van DVB tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem, dat op 28 augustus 2012 is gewezen. De zaak heeft een lange voorgeschiedenis, met eerdere vonnissen van de rechtbank Arnhem en arresten van het hof. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken en stelt vast dat DVB in cassatie is gekomen tegen het arrest van het hof, waarbij verstek is verleend tegen De Raadslijn.
De advocaat van DVB heeft de zaak toegelicht en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad overweegt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk beslist de Hoge Raad om het beroep van DVB te verwerpen en veroordeelt DVB in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van De Raadslijn zijn begroot op nihil. Dit arrest is uitgesproken op 20 december 2013 door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, M.A. Loth en G. Snijders, waarbij M.A. Loth de uitspraak in het openbaar heeft gedaan.