Uitspraak
1.Het verloop van het geding
2.Het geding na aanhouding
3.Verdere beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, betreft het een cassatieprocedure waarin MAG Instrument Incorporated, een vennootschap uit Californië, de verwerende partijen Edco Eindhoven B.V. en P.P. Impex B.V. aanklaagt. De Hoge Raad behandelt de vraag of de vordering van MAG kan worden uitgesloten op basis van ongeoorloofde mededinging door slaafse nabootsing, zoals geregeld in artikel 14 lid 8 van de Beneluxwet inzake tekeningen en modellen (BTMW). De zaak is een vervolg op een eerder arrest van de Hoge Raad van 28 oktober 2011, waarin prejudiciële vragen aan het Benelux-Gerechtshof zijn gesteld. Het Benelux-Gerechtshof heeft op 15 februari 2013 deze vragen beantwoord, waarbij het heeft geoordeeld dat de vordering van MAG niet kan worden gegrond op de oude tekst van artikel 14 lid 8 BTMW, die voor 1 december 2003 gold. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling bevestigd dat de vordering van MAG niet kan slagen, omdat de handelingen van Edco c.s. niet onder de bescherming van de nieuwe wetgeving vallen, en dat MAG zich vóór de inwerkingtreding van de nieuwe regels niet kon verzetten tegen de handelingen van Edco c.s. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam en verwijst de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Tevens wordt Edco c.s. veroordeeld in de proceskosten van MAG, die zijn vastgesteld op een aanzienlijk bedrag. De uitspraak is gedaan op 20 december 2013.