Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
17 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 27 augustus 2012, met nummer 23/000971-11. De verdachte, geboren in 1964, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. G. Spong, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De schriftuur van het cassatieberoep is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit. De Advocaat-Generaal, D.J.C. Aben, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat een nadere motivering niet nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 17 december 2013 het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, samen met de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, tijdens een openbare terechtzitting.