ECLI:NL:HR:2013:2015

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
12/04307
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake proces-verbaal van de terechtzitting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 15 augustus 2012 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1981, heeft via zijn advocaat, mr. W.H. Jebbink, middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep. De kern van de zaak betreft de klacht van de raadsman van de verdachte dat het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof niet overeenkomstig artikel 327 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is vastgesteld en ondertekend. Dit zou volgens de raadsman leiden tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en het daarop gebaseerde arrest.

Naar aanleiding van deze klacht heeft de Advocaat-Generaal zich tot de voorzitter van het Hof gewend, wat resulteerde in de toezending van aanvullende stukken. De Hoge Raad heeft bepaald dat de raadsman van de verdachte in de gelegenheid moet worden gesteld om kennis te nemen van deze nagezonden stukken en zich daarover schriftelijk uit te laten, voordat er verder op het cassatieberoep wordt beslist. De Hoge Raad heeft een termijn van twee weken gesteld voor deze schriftelijke reactie en heeft verdere beslissingen aangehouden. Dit tussenarrest is gewezen op 17 december 2013 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

17 december 2013
Strafkamer
nr. 12/04307
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, Enkelvoudige Kamer, van 15 augustus 2012, nummer 21/002463-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn cassatieberoep.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt dat het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof niet overeenkomstig art. 327 Sv is vastgesteld en ondertekend zodat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en het naar aanleiding daarvan gewezen arrest aan nietigheid lijden.
2.2.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de Advocaat-Generaal zich tot de voorzitter van het Hof gewend. Dat heeft geleid tot de toezending van de in voetnoot 1 van de conclusie genoemde stukken.
2.3.
De raadsman van de verdachte behoort in de gelegenheid te worden gesteld van deze nagezonden stukken kennis te nemen teneinde zich schriftelijk daarover te kunnen uitlaten voordat op het cassatieberoep verder wordt beslist.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
bepaalt dat de raadsman van de verdachte in de gelegenheid wordt gesteld zich binnen twee weken na de uitspraak van dit arrest schriftelijk uit te laten over voormelde door de Advocaat-Generaal aan het dossier toegevoegde stukken;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 december 2013.