Uitspraak
B.V. [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 15 november 2012, nr. 11/00428, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 augustus 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2005, opgelegd aan B.V. [X]. De zaak is voortgekomen uit een hoger beroep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op zijn beurt de uitspraak van de Rechtbank te Haarlem had bevestigd. De belanghebbende, B.V. [X], had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar dit bezwaar werd door de Inspecteur gehandhaafd. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna het Hof de uitspraak bevestigde.
De kern van het geschil betrof de vraag of de gevormde vervangingsreserve door belanghebbende in de winst moest worden opgenomen, omdat er geen herinvesteringsvoornemen zou zijn. De Hoge Raad oordeelde dat het feit dat belanghebbende deel uitmaakt van een concern dat zich bezighoudt met onroerend goed, niet automatisch betekent dat er een herinvesteringsvoornemen aan de vennootschap kan worden toegerekend. Er zijn bijkomende omstandigheden vereist die aannemelijk maken dat de investering door belanghebbende zal worden gerealiseerd.
De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbende verworpen, waarbij werd vastgesteld dat het oordeel van het Hof over het ontbreken van bijkomende omstandigheden niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.