Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
19 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gedateerd 22 november 2011, met nummer 20/001969-10. De verdachte, geboren in 1962, heeft zijn beroep in cassatie laten vertegenwoordigen door de advocaten D. Moszkowicz en mr. H.M.W. Daamen, beiden werkzaam in Maastricht. In de schriftelijke indiening zijn middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht en daar deel van uitmaken. De waarnemend Advocaat-Generaal N. Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop mr. H.M.W. Daamen schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft, in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 19 november 2013 het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het Gerechtshof in stand blijft.
Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, samen met de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.