ECLI:NL:HR:2013:1940

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2013
Publicatiedatum
13 december 2013
Zaaknummer
13/04416
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het toelatingsverzoek in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2013 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieprocedure. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het toelatingsverzoek van de verzoeker tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) was afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar de relevante feiten en eerdere uitspraken, waaronder het vonnis van 27 juni 2013 en het arrest van 5 september 2013.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van het Reglement op de Rechtsvordering (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad concludeert dat de verzoeker niet heeft voldaan aan de vereisten voor toelating tot de WSNP, waaronder het ontbreken van een deugdelijke opgave van schulden en een poging tot een minnelijke regeling. Ook is er sprake van een gebrek aan goede trouw met betrekking tot het ontstaan en onbetaald laten van schulden.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verzoeker, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, en de beslissing markeert een belangrijke stap in de beoordeling van toelatingsverzoeken onder de WSNP.

Uitspraak

13 december 2013
Eerste Kamer
nr. 13/04416
LZ/NH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/02/259638/FT RK 13/239 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 juni 2013;
b. het arrest in de zaak HV 200.129.848/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 5 september 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 6 november 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
13 december 2013.