Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
13 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2013 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieprocedure. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het toelatingsverzoek van de verzoeker tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) was afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar de relevante feiten en eerdere uitspraken, waaronder het vonnis van 27 juni 2013 en het arrest van 5 september 2013.
De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van het Reglement op de Rechtsvordering (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad concludeert dat de verzoeker niet heeft voldaan aan de vereisten voor toelating tot de WSNP, waaronder het ontbreken van een deugdelijke opgave van schulden en een poging tot een minnelijke regeling. Ook is er sprake van een gebrek aan goede trouw met betrekking tot het ontstaan en onbetaald laten van schulden.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verzoeker, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, en de beslissing markeert een belangrijke stap in de beoordeling van toelatingsverzoeken onder de WSNP.