ECLI:NL:HR:2013:1889

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
12/05160
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een bestuurder voor speculeren met stichtingsgelden en de gevolgen voor de bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de stichting STICHTING INSTANDHOUDING VAN HET OUDE ROOMSCH KATHOLIEKE KERKHOF TE PURMEREND. De zaak betreft de aansprakelijkheid van een bestuurder voor het speculeren met stichtingsgelden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, waaruit blijkt dat de bestuurder als enige toegang had tot de financiële administratie van de stichting. Dit roept vragen op over de stelplicht en bewijslast met betrekking tot de omvang van de schade die is ontstaan door het handelen van de bestuurder.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door [eiser] in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad stelt vast dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.

In de beslissing van de Hoge Raad wordt [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de stichting zijn begroot op een totaal van € 8.318,34, bestaande uit € 6.118,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

13 december 2013
Eerste Kamer
nr. 12/05160
LZ/GB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Teuben,
t e g e n
De stichting STICHTING INSTANDHOUDING VAN HET OUDE ROOMSCH KATHOLIEKE KERKHOF TE PURMEREND,
gevestigd te Monnickendam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Stichting.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 426601/HA ZA 09-1414 van de rechtbank Amsterdam van 23 september 2009, 18 november 2009 en 15 september 2010;
b. het arrest in de zaak 200.079.274/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 31 juli 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Stichting heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, alsmede voor [eiser] door mr. K.J.O. Jansen, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 25 oktober 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Stichting begroot op € 6.118,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
13 december 2013.