Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Monnickendam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
13 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de stichting STICHTING INSTANDHOUDING VAN HET OUDE ROOMSCH KATHOLIEKE KERKHOF TE PURMEREND. De zaak betreft de aansprakelijkheid van een bestuurder voor het speculeren met stichtingsgelden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, waaruit blijkt dat de bestuurder als enige toegang had tot de financiële administratie van de stichting. Dit roept vragen op over de stelplicht en bewijslast met betrekking tot de omvang van de schade die is ontstaan door het handelen van de bestuurder.
De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door [eiser] in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad stelt vast dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.
In de beslissing van de Hoge Raad wordt [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de stichting zijn begroot op een totaal van € 8.318,34, bestaande uit € 6.118,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.