ECLI:NL:HR:2013:1886

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
12/05098
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid tussenpersoon bij hypotheekaanvraag en bevoegdheid bankmedewerker

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om de aansprakelijkheid van een tussenpersoon bij de aanvraag van een hypotheek. De eisers, waaronder Royal Food B.V. en Bombay Palace V.O.F., hebben cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest was een bevestiging van eerdere vonnissen van de rechtbank Utrecht. De Hoge Raad verwijst naar de relevante feiten en eerdere uitspraken, waaronder de vonnissen van 9 maart 2005 en 23 november 2005, en het arrest van 13 september 2011 van het gerechtshof.

De kern van de zaak betreft de vraag of de tussenpersoon mocht vertrouwen op de bevoegdheid van een bankmedewerker bij de behandeling van de hypotheekaanvraag. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 373,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is op 13 december 2013 openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

13 december 2013
Eerste Kamer
nr. 12/05098
LZ/GB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. ROYAL FOOD B.V.,
gevestigd te Arnhem,
2. BOMBAY PALACE V.O.F.,
gevestigd te Arnhem,
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 174491/HA ZA 04-488 van de rechtbank Utrecht van 9 maart 2005 en 23 november 2005;
b. het arrest in de zaak 106.004.732/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 13 september 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 373,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
13 december 2013.