ECLI:NL:HR:2013:1863

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
13/03906
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2013 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft een verzet tegen een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerende zaakbelastingen voor het jaar 2011. De Rechtbank had op 27 oktober 2011 een uitspraak gedaan, waartegen de belanghebbende in verzet ging. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende op 19 september 2013 had gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken had gesteld voor de betaling. De belanghebbende heeft echter het griffierecht niet binnen deze termijn voldaan. Op 24 oktober 2013 heeft de griffier de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. De argumenten die de belanghebbende in zijn brief van 27 oktober 2013 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om te concluderen dat de belanghebbende niet in verzuim was. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 112 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan de belanghebbende teruggegeven.

Uitspraak

13 december 2013
Nr. 13/03906
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zwolle-Lelystadvan 25 november 2011, nr. Awb 11/1582, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van die Rechtbank van 27 oktober 2011 betreffende een beschikking op de grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerende zaakbelastingen voor het jaar 2011 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] t e [Z].

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 19 september 2013, waarvan een ontvangstbevestiging is binnengekomen, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 24 oktober 2013 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 27 oktober 2013 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2013.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 112 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.