In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van V.O.F. [X] tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem - Leeuwarden. Het cassatieberoep was gericht tegen een uitspraak van 15 januari 2013, waarin een naheffingsaanslag in de omzetbelasting was opgelegd aan de belanghebbende over de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2009, inclusief de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.