Uitspraak
Gerechtshof te ’s-Gravenhagevan 20 juni 2012, nr. BK-11/00189, betreffende aan
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. Het geschil betrof de onroerendezaakbelastingen die waren opgelegd aan Stichting [X] voor drie groepswoningen die zijn ingericht voor de verzorging van mensen met dementie en lichamelijke beperkingen. De waarde van deze onroerende zaken was vastgesteld door de gemeente, maar na bezwaar van de stichting had de Rechtbank te Middelburg het beroep ongegrond verklaard. De stichting ging in hoger beroep bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en de aanslagen verminderde.
Het College stelde cassatie in tegen deze uitspraak van het Hof. In cassatie werd onder andere de vraag behandeld of de groepswoningen in hoofdzaak tot woning dienen of in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden, zoals vereist door artikel 220e van de Gemeentewet. De Hoge Raad oordeelde dat de mate van zeggenschap en privacy van de bewoners niet zodanig was dat de groepswoningen niet als woningen konden worden aangemerkt. De Hoge Raad verwierp de klachten van het College en oordeelde dat het Hof ten onrechte had getoetst of de gangen volledig dienstbaar waren aan woondoeleinden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behalve de beslissingen over griffierecht en proceskosten, en verwees de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad veroordeelde het College in de proceskosten van de stichting, vastgesteld op € 3186 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris en vier andere raadsheren, en werd openbaar uitgesproken op 20 december 2013.