ECLI:NL:HR:2013:1750

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2013
Publicatiedatum
10 december 2013
Zaaknummer
11/04510
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over valsheid in geschrift en bijstandsfraude

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 30 september 2011 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1973. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van valsheid in geschrift in het kader van bijstandsfraude. Het Gerechtshof had vastgesteld dat de verdachte, samen met een ander, meermalen valse formulieren had ingediend bij de gemeente Lelystad, waarin hij wijzigingen in zijn persoonlijke situatie niet had vermeld. Deze formulieren waren bedoeld om recht te geven op een uitkering, waar de verdachte geen recht op had. De advocaat van de verdachte, mr. V.C. van der Velde, had een middel van cassatie voorgesteld, dat onder andere betoogde dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen was omkleed.

De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de bewezenverklaring, die stelde dat de verdachte meermalen tezamen en in vereniging met een ander een vals geschrift had opgemaakt, niet voldoende was onderbouwd met de gebezigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het Gerechtshof niet voldeed aan de eisen van de wet en heeft de bestreden uitspraak vernietigd. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 10 december 2013.

Uitspraak

10 december 2013
Strafkamer
nr. 11/04510
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 30 september 2011, nummer 24/002980-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 2 primair en subsidiair - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring ten aanzien van het 'medeplegen' onvoldoende met redenen is omkleed.
2.2.
Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 april 2003 tot en met 29 oktober 2007 in de gemeente Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens een geschrift, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten telkens een formulier van de gemeente Lelystad, sector sociale zaken en/of Afdeling Werk en Inkomen (rechtmatigheidsformulier ABW/WBB), waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van wijzigingen in de persoonlijke gezinssituatie en/of woonsituatie – telkens valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk op dat formulier niet de samenwoning met [medeverdachte] vermeld/opgegeven en telkens dat formulier ondertekend, telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken."
2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"Uit de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de sociale recherche Flevoland, genummerd 070059/6017157/0, opgemaakt door [verbalisant 1], sociaal rechercheur in dienst van de gemeente Almere, als zodanig buitengewoon opsporingsambtenaar, gesloten op 6 augustus 2008:
1. als relaas van verbalisant [verbalisant 1] voornoemd, zakelijk weergegeven (blz. 3 ev):
In de periode 13 maart 2003 tot 6 november 2007 ontving verdachte een uitkering ingevolge de Abw/WWB, norm alleenstaande, middels de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Lelystad.
Aan de toekenning van de uitkering werd onder meer de voorwaarde verbonden dat de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling maken van alle feiten en omstandigheden, waaronder werkzaamheden en/of inkomsten en wijzigingen in de leefsituatie, waarvan hem/hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht, hoogte en de continuering van de uitkering.
Voor de verstrekking van deze gegevens dienden de verdachten gebruik te maken van verstrekte formulieren, zijnde de rechtmatigheidsonderzoeksformulieren en/of mutatieformulieren. Voornoemde voorwaarde is bepaald in artikel 65 van de Abw.
Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat verdachte [verdachte]:
- in de periode van 24 maart 2003 tot en met 30 juli 2008 al dan niet met onderbrekingen, in de gemeente Lelystad de ten name van [verdachte] gestelde rechtmatigheidsonderzoeksformulieren kennelijk opzettelijk valselijk heeft ingevuld en ondertekend en vervolgens als echt en onvervalst heeft ingeleverd bij de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Lelystad, waardoor hij een uitkering ontving, waarop hij geen recht had;
2. een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], beiden sociaal rechercheur, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, gesloten op 30 juli 2008, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (bijlage 14):
Ik ben aangehouden omdat [verdachte] wel eens bij mij is. Ik had een LAT-relatie met [verdachte]. Ik heb een uitkering van de gemeente. Ik heb wel met [verdachte] samengewoond. Ik heb [verdachte] uit de woning gezet en wilde geen relatie meer. [verdachte] en ik zijn nooit echt los van elkaar geweest. [verdachte] is nu veel bij mij. Met veel bedoel ik 3 à 4 dagen per week. Dit is zo sinds een maand of 3 à 4. [verdachte] sliep daarvoor ook vaak bij mij maar nooit de hele week.
3. een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1]. wonende [a-straat 1] te Lelystad, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden sociaal rechercheur, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, gesloten op 30 juli 2008, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (bijlage 17):
Opmerking: verbalisanten tonen de kopie pasfoto's van [verdachte] en [medeverdachte].
Deze personen wonen allebei op de [a-straat 2]. Ik woon al 15 jaar op dit adres. Zij wonen alle twee zeker 14 jaar op de [a-straat 2]. Ze zijn net na mij hier komen wonen. Ik weet dat allemaal omdat ik goed zicht heb op de woning aan [a-straat 2]. De man en de vrouw wonen al 14 jaar onafgebroken op de [a-straat 2]. De man op de foto zie ik dagelijks.
4. een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2], opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden sociaal rechercheur, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, gesloten op 30 juli 2008, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (bijlage 22):
Op [a-straat 2] te Lelystad woont mijn vriendin [betrokkene 3], haar moeder [medeverdachte] en haar stiefvader [verdachte]. [verdachte] staat niet ingeschreven op [a-straat 2]. Ik kom ongeveer al drie jaar bij [betrokkene 3] over de vloer. Sinds die tijd is [verdachte] ook op de [a-straat 2].
5. als schriftelijke bescheiden, rechtmatigheidsonderzoeksformulieren AWB/WWB van de gemeente Lelystad, Afdeling Werk en Inkomen, gericht aan en ondertekend door verdachte en betrekking hebbend op de periode 13 maart 2003 tot en met november 2007 (bijlage 27 - de Hoge Raad leest: 26)."
2.4.
Aangezien de bewezenverklaring, voor zover behelzende dat de verdachte meermalen "tezamen en in vereniging met een ander" een tot bewijs van enig feit bestemd geschrift valselijk heeft opgemaakt, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed en is het middel in zoverre derhalve terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak voor zover aan zijn oordeel onderworpen niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op
10 december 2013.