Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
10 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor mishandeling en poging tot mishandeling. De feiten dateren van 4 augustus 2008, toen de verdachte met een stang in de richting van het lichaam van het slachtoffer, M. [betrokkene], heeft geslagen. Het Hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot mishandeling, omdat het slachtoffer de slag had kunnen ontwijken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de poging tot mishandeling een strafbaar feit oplevert, zoals vastgelegd in artikel 300 lid 5 van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel stelt dat poging tot mishandeling niet strafbaar is. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissing over de poging tot mishandeling en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak om de strafbaarheid van pogingen tot mishandeling zorgvuldig te toetsen aan de relevante wetgeving. De zaak illustreert ook de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de juiste toepassing van het recht door lagere rechters. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op geweldsdelicten en de beoordeling van de strafbaarheid van pogingen tot misdrijven.