ECLI:NL:HR:2013:172

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
12/05420
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslagen loonbelasting en heffingsrente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende, [X], h.o.d.n. [A] [Z], tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 10 oktober 2012, waarin naheffingsaanslagen in de loonbelasting en premie volksverzekeringen, alsmede boetebeschikkingen en beschikkingen inzake heffingsrente, werden gehandhaafd. De naheffingsaanslagen betroffen de jaren 2006 tot en met 2009. Na bezwaar tegen de uitspraken van de Inspecteur, heeft de Rechtbank te ’s-Gravenhage de beroepen ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank heeft bevestigd.

In het cassatiegeding heeft belanghebbende twee middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd opgemerkt dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.

Uitspraak

12 juli 2013
nr. 12/05420
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X], h.o.d.n. [A]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te ’s-Gravenhagevan 10 oktober 2012, nrs. BK-11/00700 t/m BK-11/00703, betreffende naheffingsaanslagen in de loonbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende zijn over de jaren 2006 tot en met 2009 naheffingsaanslagen in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede boeten. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht. De naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te ’s-Gravenhage (nrs. AWB 11/448 LB/PVV, AWB 11/453 LB/PVV t/m 11/455 LB/PVV) heeft de tegen die uitspraken ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.