ECLI:NL:HR:2013:170

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
12/05270
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, een persoon uit België, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2006. De Inspecteur had de navorderingsaanslag gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende. De Rechtbank te Breda heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank heeft bevestigd.

Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof en daarbij twee middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 12 juli 2013 door de vice-president en de raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

12 juli 2013
nr. 12/05270
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], België (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te ’s-Hertogenboschvan 4 oktober 2012, nr. 11/00624, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is over het jaar 2006 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te Breda (nr. AWB 10/3968) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ‘s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en C.H.W.M. Sterk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.