ECLI:NL:HR:2013:1634

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2013
Publicatiedatum
5 december 2013
Zaaknummer
13/04638
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens gebrek aan belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoekster 2]. De zaak betreft een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De rechtbank Overijssel had op 4 juli 2013 het verzoek afgewezen, omdat de verzoekers niet in goede trouw waren, zoals bedoeld in artikel 288 lid 1 aanhef en onder b van de Faillissementswet (Fw). Dit vonnis werd bevestigd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 september 2013, waarna verzoekers in cassatie gingen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De Procureur-Generaal had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid op grond van artikel 80a van de Rechtsvordering (RO), omdat de verzoekers klaarblijkelijk onvoldoende belang hadden bij het cassatieberoep. De advocaat van verzoekers heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door verzoekers naar voren waren gebracht geen behandeling in cassatie rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het hof in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, en de beslissing is genomen door de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders en G. de Groot.

Uitspraak

6 december 2013
Eerste Kamer
nr. 13/04638
EE/GB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verzoekster 2],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.S.M. Dietz de Loos- Schrijver.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaken 137285 FT-RK/13.725 en 137286 FT-RK/13.726 van de rechtbank Overijssel van 4 juli 2013;
b. het arrest in de zaak 200.129.952 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 september 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring op de voet van art. 80a RO.
De advocaat van [verzoeker] c.s. heeft bij brief van 4 november 2013 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
6 december 2013.