ECLI:NL:HR:2013:1628

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2013
Publicatiedatum
5 december 2013
Zaaknummer
13/03627
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating schuldsaneringsregeling op basis van artikel 80a RO

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekers [verzoeker 1] en [verzoekster 2] tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had op 15 juli 2013 een arrest gewezen in de zaak waarin de verzoekers een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling hadden ingediend. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 8 mei 2013 in eerste aanleg het verzoek afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verzoekers geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel was gebaseerd op het standpunt van de Procureur-Generaal, die stelde dat de verzoekers onvoldoende belang hadden bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie dan ook niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

6 december 2013
Eerste Kamer
nr. 13/03627
LZ/GB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [verzoeker 1],
2. [verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/16/340589/FT RK 13/848 van de rechtbank Midden-Nederland van 8 mei 2013;
b. het arrest in de zaak 200.126.812 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 juli 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend cassatierekest zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring op de voet van art. 80a lid 1 RO.
De advocaat van [verzoeker] c.s. heeft bij brief van 25 oktober 2013 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
6 december 2013.