Uitspraak
beiden wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
6 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekers [verzoeker 1] en [verzoekster 2] tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had op 15 juli 2013 een arrest gewezen in de zaak waarin de verzoekers een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling hadden ingediend. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 8 mei 2013 in eerste aanleg het verzoek afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verzoekers geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel was gebaseerd op het standpunt van de Procureur-Generaal, die stelde dat de verzoekers onvoldoende belang hadden bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie dan ook niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.