Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
3 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, gedateerd 13 februari 2012, met nummer 21/001095-11. De verdachte, geboren in 1971, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. S.F.W. van 't Hullenaar, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft op 3 december 2013 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij ook de waarnemend griffier S.C. Rusche aanwezig was. De uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2013:1570 en is te vinden op Rechtspraak.nl.