ECLI:NL:HR:2013:1553

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2013
Publicatiedatum
3 december 2013
Zaaknummer
12/01889
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging wegens ontoereikende motivering in hennepteeltzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor hennepteelt en had opnieuw een dergelijk feit gepleegd. De strafoplegging door het hof, die bestond uit een gevangenisstraf van drie maanden, werd door de Hoge Raad als ontoereikend gemotiveerd beschouwd. De Hoge Raad oordeelde dat de vaststelling dat de verdachte eerder was veroordeeld voor hennepteelt niet begrijpelijk was, aangezien de bewezenverklaring betrekking had op een feit dat was gepleegd vóór de eerdere veroordeling. Dit leidde tot de conclusie dat de strafmotivering niet voldeed aan de eisen van de wet.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat deze opnieuw kon worden berecht in het kader van het bestaande hoger beroep. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat andere aspecten van de zaak niet meer ter discussie stonden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van strafopleggingen, vooral in gevallen waar eerdere veroordelingen een rol spelen in de beoordeling van de ernst van de feiten en de omstandigheden.

Uitspraak

3 december 2013
Strafkamer
nr. 12/01889
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 april 2012, nummer 23/003964-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
3.2.
De verdachte is ter zake van "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod" en "diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking", veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De strafoplegging is als volgt gemotiveerd:
"De politierechter in de rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, een werkstraf voor de duur van 90 uur, een geldboete ter hoogte van € 10.000,- en teruggave van de inbeslaggenomen huurovereenkomst en telefoonautomaat.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en met teruggave van de inbeslaggenomen huurovereenkomst en telefoonautomaat.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan hennepteelt. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten. De verdachte heeft louter met het oog op financieel gewin gehandeld. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage. De verdachte heeft op illegale wijze stroom afgetapt zonder dat dit werd geregistreerd, waardoor het gedupeerde energiebedrijf NUON schade heeft opgelopen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 maart 2012 is de verdachte eerder ter zake van hennepteelt veroordeeld. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een dergelijk feit te plegen.
Het hof acht daarom, alles afwegende, uit generaal en speciaal preventief oogpunt een gevangenisstraf onontkoombaar, en wel van na te melden duur, zoals gepast is en geboden."
3.3.
De vaststelling dat "blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 maart 2012 (...) de verdachte eerder ter zake van hennepteelt [is] veroordeeld" en dat dit "hem er kennelijk niet van [heeft] weerhouden opnieuw een dergelijk feit te plegen" is niet zonder meer begrijpelijk, aangezien de "hennepteelt" waarop de bewezenverklaring betrekking heeft, is begaan voordat de hier bedoelde veroordeling is uitgesproken. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
3.4.
Voor zover het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 december 2013.