Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
29 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2013 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieprocedure. De zaak betreft een verzoekster die in cassatie ging tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de schuldsaneringsregeling van de verzoekster werd beëindigd zonder het verlenen van een schone lei. De verzoekster had in appel een verzoek tot aanhouding van de behandeling ingediend, welke werd afgewezen op basis van artikel 352 van de Faillissementswet (Fw). De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en concludeert dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Timmerman, strekte tot verwerping van het beroep. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verzoekster, waarmee de eerdere uitspraken in stand blijven.