Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
29 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.C.J. Smallenbroek. De zaak betreft de tussentijdse beëindiging van een schuldsaneringsregeling zonder het verkrijgen van een schone lei, zoals geregeld in artikel 350 lid 3, onder c, van de Faillissementswet (Fw). De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Haarlem en het gerechtshof Amsterdam, die beide betrokken waren bij het verloop van de procedure. De rechtbank Haarlem had op 11 juni 2013 een vonnis gewezen in de insolventiezaak met nummer C/15/R652/2010, en het gerechtshof Amsterdam had op 30 juli 2013 een arrest gewezen in de zaak met nummer 200.128.533/01. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, en heeft daarom het beroep verworpen. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.