ECLI:NL:HR:2013:1470

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 november 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
13/02848
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming wegens structurele, ernstige en voortdurende overlast

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de verzoekster, wonende te [woonplaats], tegen de Stichting Rondom Wonen, gevestigd te Pijnacker. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en de veroordeling tot ontruiming wegens structurele, ernstige en voortdurende overlast. De verzoekster had eerder in de feitelijke instanties, waaronder de rechtbank ’s-Gravenhage en het gerechtshof te ’s-Gravenhage, haar gelijk niet gekregen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en arresten die aan deze zaak ten grondslag liggen, waaronder het vonnis van de rechtbank van 8 maart 2012 en de arresten van het hof van 10 juli 2012 en 12 maart 2013.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Procureur-Generaal had al aangegeven dat de verzoekster klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, en dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Gezien artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, heeft de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

In de beslissing heeft de Hoge Raad ook bepaald dat de verzoekster in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld, welke aan de zijde van de Stichting zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, en is een belangrijke uitspraak in het kader van huurrecht en de voorwaarden waaronder een huurovereenkomst kan worden ontbonden.

Uitspraak

29 november 2013
Eerste Kamer
nr. 13/02848
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos,
t e g e n
de stichting STICHTING RONDOM WONEN,
gevestigd te Pijnacker,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en de Stichting.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 1086873 \ CV EXPL 11-7410 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 maart 2012;
b. de arresten in de zaak 200.106.632/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 10 juli 2012 en 12 maart 2013.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 12 maart 2013 heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de Stichting is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring met toepassing van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Stichting begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
29 november 2013.