In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep dat was ingesteld tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 juli 2013, nr. 11/2418 WWB, die op zijn beurt weer betrekking had op een uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 10 maart 2011, nr. 10/02237. Deze eerdere uitspraken betroffen verscheidene besluiten van het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Bommelerwaard, genomen op basis van de Wet werk en bijstand.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Daarnaast zijn de klachten volgens de Hoge Raad klaarblijkelijk niet in staat om tot cassatie te leiden. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 november 2013.