ECLI:NL:HR:2013:1453

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 november 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
13/01746
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroepen in cassatie inzake belastingaanslagen en zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van beroepen in cassatie van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De beroepen betroffen de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2008. De Rechtbank had eerder op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in deze zaken, waarbij belanghebbende verzet had aangetekend tegen de uitspraken van 22 februari 2012.

De Hoge Raad oordeelde dat de beroepschriften in cassatie niet voldeden aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat zij niet de gronden van beroep bevatten. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar de gronden van de beroepen zijn pas na de gestelde termijn ingediend. Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan de beroepen in cassatie niet-ontvankelijk verklaren, conform artikel 6:6 Awb.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is een bevestiging van de strikte eisen die aan beroepschriften in cassatie worden gesteld.

Uitspraak

29 november 2013
Nrs. 13/01743 en 13/01746
Arrest
gewezen op de beroepen in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraken van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 15 februari 2013, nr. AWB 11/5715 en nr. AWB 11/05714, op de verzetten van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank van 22 februari 2012 betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2008 opgelegde aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van de beroepen in cassatie

De beroepschriften in cassatie bevatten, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van beroep.
Bij aangetekende brieven van 10 juli 2013 respectievelijk 4 juni 2013 heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen.
Na inwilliging van het verzoek om een gevoegde behandeling van de beroepen in cassatie heeft de griffier van de Hoge Raad, laatstelijk bij per aangetekende post verzonden brief van 23 augustus 2013, belanghebbende alsnog in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 30 augustus 2013 de gronden van de beroepen ter griffie van de Hoge Raad in te dienen. De gronden van de beroepen zijn evenwel eerst op 4 september 2013 en derhalve buiten de gestelde termijn bij de Hoge Raad ingekomen.
Nu herstel van het verzuim niet binnen de gestelde termijn heeft plaatsgevonden, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb de beroepen in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de beroepen in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2013.